Ik fiets naar huis en stop braaf voor een stoplicht, naast een oudere dame die al even braaf op groen wacht. Mijn mobieltje gaat, een sms’je dat ik moeilijk manoeuvrerend lees en beantwoord. Zo mis ik het groen en moet ik dus wel door rood rijden. De oudere dame is intussen paar honderd meter bij me vandaan. We fietsen de Biltse Rading af, dik anderhalve kilometer rechte weg. En verdomd: ik kan die dame niet inhalen. Ze peddelt in een rustig tempo en rijdt toch van me weg! Ik gooi de zwaarste versnelling erop, rijd me in het zweet en met heel veel moeite kom ik naast haar. Nog steeds draait zij in een gemoedelijk ritme de pedalen rond. Hèhè, een elektrische fiets!
Een vreemde gewaarwording: hoe de snelheid afwijkt van de trapbeweging. Los van het feit dat zo’n grijze kop in een dergelijke vaart voor je uitvliegt.
Dat is dus ons voorland: hele pelotons rustig pedalerende bejaarden die met een gemiddelde van dik dertig kilometer per uur door de dreven karren. Gefrustreerde racefietsers amechtig hijgend achterlatend.