
Laatst mountainbikete ik met Maurits over de Amerongse berg. Door diepe plassen en plakken modder. Op een gegeven moment miste Maurits een afslag. Uiteraard fietste hij voor mij uit, want hij is opgebouwd uit – naast een groot hart –slechts verstand en spieren. De reden: geen modder op de brilleglazen, maar een andere fietser ginds in de verte. Maurits gaf toe: ‘Als ik iemand voor me uit zie rijden, krijg ik de onweerstaanbare drang om ‘m te willen inhalen’. Dan gaat het verstand dus even op nul.
Heel herkenbaar. Sinds ik weer voorzichtig wat hardloop, komt dezelfde aanvechting boven. Compleet belachelijk, maar als ik iemand zie rennen wil ik er achteraan. Nog zoiets: het moet elke keer sneller dan de vorige keer. Ik ren inmiddels weer vijf kilometer, wel nog met twee minuten lopen tussendoor. En verdomd:Â die vijf moeten weer zo snel mogelijk in 25 minuten. Waar gaat dit over???